Door de opvoerpomp wordt er diesel uit de tank gezogen en door de groffilter gevoerd. De diesel wordt via de fijnfilters naar de brandstofpomp geperst. Daar waar de diesel in de pomp komt zit de brandstofgalerij, een centrale ruimte waar vandaan alle onderdelen van de pomp van diesel worden voorzien.
De brandstofinspuitpomp is aan de ene kant van een vervroegingmechanisme voorzien waarmee het inspuitmoment aangepast wordt aan de rotatiefrequentie van de motor. De andere kant bevat de regulateur; deze regelt en begrenst de toelaatbare rotatiefrequenties van de motor. Van de brandstofinspuitpomp lopen verschillende inspuitleidingen naar de inspuitstukken. Hierin zit een verstuiver. Deze zorgt ervoor dat er een fijne verstuiving van de brandstof in de verbrandingsruimte van de motor plaats kan vinden.
Met tandwielen, een ketting of een getande riem wordt de nokkenas van de pomp vanaf de motor aangedreven. Deze nokkenas draait bij een viertaktmotor met de halve rotatiefrequentie van de krukas omdat deze maar een keer per twee krukasrotaties ingespoten mag worden. Bij een tweetaktmotor draait de krukas met een gelijke rotatiefrequentie als de krukas.
Via een rolstoter drukt een nok van de nokkenas de plunjer omhoog. Wanneer de nok is weggedraaid drukt een veer de plunjer naar beneden. De plunjerhoogte kan met een stelbout en contramoer worden versteld. Door zo de stand van de plunjer aan te passen aan de stand van de overige plunjers kan men alle cilinders tegelijkertijd inspuiten. De hoeveelheid diesel die in de motor wordt gespoten kan versteld worden door de plunjer te verdraaien. Dit gebeurt met een regelstang waarop tanden zitten die in de tanden van een tandkrans grijpen. Door deze te verschuiven zal de tandkrans verdraaien en hiermee de plunjer. Zodra boven de plunjer druk wordt opgebouwd gaat de persklep open en wordt de diesel naar het inspuitstuk met verstuiver getransporteerd.