Aan wind is er in ons land meestal geen gebrek. Dit had men al eeuwen geleden ontdekt en weten te benutten door de ontwikkeling en de bouw van windmolens. Op die manier kon me zware arbeid verrichten zoals het droogpompen van ondergelopen land of het tot meel vermalen van graan.
Hoewel er talloze windmolens in Nederland te bewonderen te zijn is het niet helemaal duidelijk waar de oorsprong van de windmolen nu precies gezocht moet worden. In oude bronnen kan men namelijk niet altijd duidelijkheid krijgen of een genoemde molen nu wordt aangedreven door water danwel door de wind.
Niet elke molen ziet er hetzelfde uit en dient een gelijk doel. Dit heeft ervoor gezorgd dat er drie verschillende type windmolens te onderscheiden zijn namelijk:de boven-, de midden- en de onderkruiers. Elk type is uiteraard weer onder te verdelen in allerlei varianten die afhankelijk van hun functie zo gunstig mogelijk zijn aangepast.
Naast de onderverdeling naar type kan men de oude windmolens ook onderverdelen naar de functie die zij vervullen. Zo wordt een windmolen die koren tot meel maalt een korenmolen genoemd, een exemplaar dat als functie heeft het produceren van schelpenzand door het fijnmalen van schelpen een schelpenzandmolen heet en een windmolen die ingezet wordt bij het zagen van hout de benaming zaagmolen heeft meegekregen.
Welke soort windmolen men ging bouwen hing met name af van de plaats waar de molen dienst moest doen en waarvoor deze zou worden ingezet. Op plaatsen waar relatief weinig wind staat is men eerder gebaat bij een windmolen die op een heuvel of een terp is gebouwd en die eenvoudig met de wind kan worden meegedraaid.