Als verwarmingsmiddel wordt nog steeds gebruik gemaakt van propaangas (C3H8). Dit gas is een alkaan en dus verwant aan butaan. Alkanen worden ook wel verzadigde koolwaterstofverbindingen genoemd. Met andere woorden het zijn koolwaterstof verbindingen zonder dubbele bindingen of functionele groepen.
Bij kamertemperatuur is propaan gasvormig, erg brandbaar en heeft het geen kleur of geur. Uit veiligheidsoverwegingen wordt er aan het gas daarom een reukstof toegevoegd. Met een relatieve dichtheid van ongeveer 1,56 ten opzichte van lucht is propaan zwaarder en zal zich dus bij de grond ophopen. Dit gebeurt wanneer er in een ruimte propaan lekt en er te weinig wordt geventileerd. Door de lage ophoping kan zich een extreem gevaarlijke situatie voordoen. Het is daarom verboden om propaan in een kelder te gebruiken.
Het is mogelijk om propaan zowel in gasflessen als in zogenaamde bulktanks op te slaan. Meestal worden de gasflessen gebruikt in kleinere of verplaatsbare ruimtes zoals werkketen of caravans. Bulktanks daarentegen zullen worden geplaatst op plekken waar men niet op het aardgasnet kan worden aangesloten maar toch gas willen gebruiken om op te koken of een ruimte danwel water mee te verwarmen.
Propaangas wordt in combinatie met butaangas verkocht als autogas (in de volksmond wordt dit ook wel LPG genoemd). Deze brandstof is geschikt voor mengselmotoren van onder andere auto’s. De verhouding van beide gassen wordt aangepast aan de buitentemperatuur. Naarmate de temperatuur lager is zal er meer propaan aan het mengsel worden toegevoegd.
Bij de volledige verbranding van propaangas zal er naast water ook het schadelijke broeikasgas CO2 ontstaan. Is de verbranding niet volledig dan zal er water en het dodelijke koolmonoxide worden gevormd. Goede ventilatie bij het gebruik van propaan is daarom noodzakelijk. Vaak wordt een toestel dat op propaangas werkt uitgerust met een beveiliging die de verbranding stopzet indien deze niet volledig is.