Op plaatsen waar men geen gebruik kan maken van het aardgasnetwerk gaan veel mensen over op het gebruik van butaan- of propaangas. Het propaangas wordt dan in bultanks of in gasflessen opgeslagen. Tijdens de opslag wordt het gas onder druk gehouden zodat het vloeibaar is. Bij kamertemperatuur is propaan een brandbaar gas dat geen geur of kleur heeft en dus niet waarneembaar is. Om te voorkomen dat er ongelukken gebeuren wordt er aan propaan een reukstof toegevoegd.
Propaangas wordt meestal als brandstof gebruikt om een ruimte mee te verwarmen, op te koken of om water mee te verwarmen. Bij de verbranding van propaan ontstaat er naast water ook kooldioxide (CO2). CO2 is een zogenaamd broeikasgas en dus schadelijk voor het milieu. Omdat de hoeveelheid van dit gas, in verhouding tot die bij verbranding van bijvoorbeeld aardolie of steenkool, relatief laag is spreekt men van een tamelijke schone brandstof.
Nadeel van propaangas is echter dat het, bij een niet volledige verbranding, het uiterst dodelijke koolmonoxidegas (CO) kan vormen. Het is dus van groot belang dat men de ruimte, waar het propaan wordt gebruikt, goed geventileerd wordt en dat er toestellen worden gebruikt die zijn uitgerust met een koolmonoxidemeter. Wanneer de verbranding onvolledig is zal het toestel namelijk zichzelf uitschakelen waardoor er geen kans op koolmonoxidevergiftiging bestaat.
Een ander nadeel van propaangas is dat het zwaarder is dan lucht en zich dus op de bodem kan ophopen. Hierdoor kan zich een gevaarlijke situatie voordoen wanneer het gas vrijkomt. Propaangas in een kelder gebruiken is dan ook uit den boze. Gebruik van propaan in bijvoorbeeld caravans of bouwketen is erg populair omdat de gasflessen eenvoudig te vervangen zijn en makkelijk zijn te hervullen.