De laatste tijd is er veel te doen geweest rondom het gebruik van spaarlampen. De conventionele gloeilampen die eerst veelvuldig in vrijwel elk huishouden werden gebruiken mogen nu niet meer worden verkocht. Als plaatsvervanger hiervan dien t men de veel energiezuinigere spaarlamp te kiezen. Deze spaarlampen staan eveneens bekend onder de benamingen energiespaarlamp en compacte fluorescentielamp.
De ontwikkeling van spaarlampen is begonnen in de zeventiger jaren van de vorige eeuw terwijl ze pas aan het einde van de jaren tachtig op de markt werden gebracht. De eerste generatie spaarlampen waren echter nog relatief duur terwijl het rendement nog niet veel hoger was te noemen dan dat van een gloeilamp. Vandaag de dag is men al weer toe aan de vierde generatie spaarlampen waarvan de productie niet alleen een stuk goedkoper is geworden maar ook de efficiƫntie aanzienlijk is verhoogd.
Een spaarlamp is eigenlijk niets meer dan een opgevouwen TL-lamp die echter in een normale lampfitting kan worden gebruikt. Deze spaarlamp is een glazen buis die gevuld is met kwikdamp. Op het moment dat een elektron uit de stroom tegen een kwikatoom zal botsen is het mogelijk dat hierbij een ander elektron uit zijn baan zal worden gestoten. Dit uitgestoten elektron bevindt zich dan in een zogenaamde aangeslagen toestand. Als een aangeslagen elektron weer terugvalt in de grondtoestand dan komt er energie vrij en wel in de vorm van ultraviolette straling.
Doordat deze ultraviolette straling voor het menselijk oog onzichtbaar is wordt er aan de binnenzijde van de glazen wand van een spaarlamp een laagje poeder aangebracht dat verschillende fluorescenties vertoont. Hiermee kan het ultraviolette straling worden omgevormd tot een zichtbaar warm wit licht.