Om een woning of ander gebouw te kunnen verwarmen bestaan er verschillede types verwarming. Zo zijn er verwarmingssystemen maar ook losse verwarmingstoestellen maar vaste en verplaatsbare verwarmingen. Afhankelijk van de situatie waarin moet worden verwarmd en de persoonlijke voorkeur kan er voor elk pand en zelfs voor elke ruimte een passende verwarmings type worden gevonden.
Tot aan de jaren zestig van de vorige eeuw was het meest gebruikte verwarmingstype de kachel of de haard. Deze werd gestookt op hout, kolen of gas en was vaak aan één bepaalde plaats in een pand gebonden. In veel gevallen kon een dergelijk verwarmingstoestel dan ook maar één ruimte verwarmen.
Toen echter de centrale verwarming in steeds meer woning standaard werd geïnstalleerd werden de kachels en de haarden langzamerhand steeds minder gebruikt en dan met name nog als decoratie in plaats van als functioneel verwarmingstoestel. De meeste centrale verwarmingssystemen werken op gas (of stookolie). Men hoefde dus niet langer te zorgen voor een stookvoorraad en kon de brandstof eenvoudig van het openbare gasnet afnemen.
Vandaag de dag zijn er nog steeds in veel woningen centrale verwarmingsinstallaties geplaatst maar ziet men ook steeds vaker weer kachel en haarden in allerlei soorten en maten. Naast een decoratieve functie hebben ze echter steeds vaker weer een verwarmingstaak omdat men wil besparen op de, steeds stijgende, kosten voor gas en elektriciteit.
Er wordt overigens ook steeds meer gebruik gemaakt van groene energie om woningen mee te verwarmen. Dit kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van zonnecollectoren of een warmtepomp. Als bijverwarming of sierverwarming zijn elektrische verwarmingstoestellen ook erg populair. Zeker in woningen waar geen rookgasafvoerkanaal aanwezig is wordt van dergelijke verwarming regelmatig gebruik gemaakt.