Tot aan het eind van de jaren tachtig werd voor regenpijpen zink gebruikt. De zwart grijze kleur van zink maakte verven onnodig. Bovendien is zink bestand tegen het natte klimaat en kan het niet roesten. De dakgoten waaraan de regenpijpen verbonden waren werden eveneens gemaakt van zink. De zinken regenpijpen hadden een gemiddelde doorsnede van tachtig millimeter. Een doorsnee woonhuis had twee zinken regenpijpen, een aan de voorkant van het huis die meestal direct het riool inging en een aan de achterzijde waar het water vaak werd opgevangen in een regenton.
Door het langdurig gebruik van zink werd vooral in drukbevolkte stedelijke gebieden de grond ernstig vervuild door de giftige stoffen in het zink waarbij ook de waterbodems ernstig verontreinigd werden. In 1987 werd de wet bodembescherming van kracht in Nederland. Deze wet verplicht de zorg voor de bodem. Bij signalering van bodemverontreiniging dienen meteen maatregelen genomen te worden om de verontreiniging op te heffen.
Omdat de zinken regenpijpen verantwoordelijk waren voor een groot deel van de water- en bodemverontreiniging moesten ze door de zorgplichtwet uit het straatbeeld verdwijnen om de grond- en waterbodems al dan niet door sanering weer gezond te krijgen. De nostalgische zinken regenpijpen werden vervangen door kunststof. De koperen regenpijpen bevatten ook zink maar de grond wordt door de legering van koper beschermd voor de schadelijke invloeden. Bovendien is het aantal regenpijpen dat zink bevat zo laag dat de kleine hoeveelheid schadelijke stoffen die eventueel vrij kunnen komen geen schade aan het milieu kunnen toebrengen.